1. INLEIDING
Het instellen van een procedure door een rechtszoekende brengt logischerwijze bepaalde kosten mee voor de Federale Overheidsdienst Justitie. Het gerechtelijk apparaat tracht deze kosten op te vangen door het inleiden van een procedure afhankelijk te maken van de betaling van griffierechten, en meer bepaald rolrechten.
De wetgever wilde met de wet van 28 april 2015 een grondige wijziging doorvoeren aan het stelsel van de griffierechten, en met name wenste zij vooral de rolrechten meer te stroomlijnen met de vermoede kosten die ten laste zouden vallen van justitie.
Concreet betekende dit een verhoging van de rolrechten.
Echter ten gevolge van een vernietiging van bepaalde artikelen van bovengenoemde wet van 28 april 2015 door het Grondwettelijk Hof en bij gebreke aan een nieuwe regeling tegen 31.07.2017, kan de rechtszoekende gelukkig nog even genieten van de oude lagere tarieven.
Wij lichten hieronder het e.e.a. kort toe.
2. DE OUDE WET VAN 28 april 2015
Op grond van de wet van 28 april 2015 werden de rolrechten afhankelijk gemaakt van de waarde van het geschil, het aantal eisende partijen en het niveau van het gerecht.
De twee voornaamste achterliggende bedoelingen hiervan waren enerzijds, en zoals hierboven reeds vermeld, de rolrechten in overeenstemming te brengen met de vermoede inspanningen en kosten van het gerechtelijk apparaat en anderzijds de rechtszoekende te responsabiliseren teneinde lichtzinnige procedures in aantal te doen verminderen.
Het Grondwettelijk Hof heeft bij arrest N° 13/2017 de artikelen 3 t.e.m. 6 van de wet van 28 april 2015 nietig verklaard, omwille van het feit dat het criterium ( rolrechten afhankelijk van de waarde van de vordering) niet de voornaamste beoogde doelstelling verwezenlijkte, namelijk de rolrechten in overeenstemming te brengen met de vermoede inspanningen en kosten van het gerechtelijk apparaat.
3. HET WETSONTWERP VAN 27 JUNI 2017
Het wetsontwerp van 27 juni 2017 zou de artikelen in het Wetboek Registratie-, hypotheek- en griffierechten aanpassen, zodoende dat deze de toets van het Grondwettelijk Hof deze keer wel zou doorstaan.
Voor de rechtszoekende zal dit zich allicht vertalen in een verhoging van de rolrechten, daar de begrotingsdoelstellingen, dewelke zoals eenieder weet elk jaar alsmaar zwaarder worden, dienen te blijven worden gehaald. Zo hoopt de overheid met de toekomstige nieuwe regelgeving een 20 miljoen euro extra te realiseren.
De rechtszoekende mag zich aan de volgende wijzigingen verwachten:
- Het verlaagd tarief van de vredegerechten en de politierechtbanken zal worden afgeschaft. Verhoudingsgewijs zullen de rolrechten voor deze rechtbanken wel minder verhoogd worden dan deze bij de hogere rechtbanken, teneinde de drempel voor de rechtszoekende toch niet al té hoog te leggen.
- Voorts zal er ook geen onderscheid meer worden gemaakt op basis van de aard van de gedinginleidende akte (verzoekschrift of dagvaarding).
- Een aantal positieve verworvenheden en vrijstellingen van de wet van 28 april 2015 zullen evenwel behouden blijven, zoals o.a. de vrijstelling inzake fiscale zaken, geen onderscheiden tarieven naargelang de rol waarop de inleidende akte dient te worden ingeschreven en de voortdurende aanhangigheid voor de familierechtbank.
- Daarenboven introduceert het wetsontwerp ook een aantal nieuwe en-/ of bijkomende vrijstellingen. Zo wordt een nieuwe vrijstellingen voorzien voor faillissementszaken en wordt de vrijstelling voor sociale zaken uitgebreid tot alle zaken die onder de materiële bevoegdheid van de arbeidsrechtbanken behoren.
- Tot slot zullen er geen expeditierechten meer verschuldigd zijn op de afgifte van de eerste uitvoerbare titel van een vonnis of een arrest.
4. Tijdelijke toepassing van de programmawet van 22 juni 2012
Het Grondwettelijk Hof had de wetgever de mogelijkheid gegeven om de wetgeving aan te passen tot en met 31.08.2017 door de gevolgen van de vernietigde bepalingen te handhaven ten aanzien van procedures die werden ingeleid tot en met laatstgenoemde datum.
Gelet op de afwezigheid van een hervorming van de wetgeving op 01.09.2017, is de programmawet van 22.06.2012 tijdelijk weer van toepassing. Hierdoor is er weer een tarifering volgens de aard van de rol waarop de zaak dient te worden ingeschreven, van toepassing, en dit onder voorbehoud van de vrijstellingen die van toepassing waren.
Dit wil zeggen dat de rechtszoekende op dit moment van een lager tarief inzake rolrechten kan genieten en dit zolang de nieuwe wet nog niet in werking is getreden.
De actueel van toepassing zijnde tarieven worden hieronder weergegeven:
Inschrijven op de ALGEMENE ROL
Vredegerechten en Politierechtbanken |
40 € |
Rechtbanken van Eerste Aanleg en Rechtbanken van Koophandel |
100€ |
Hoven van Beroep |
210 € |
Hof van Cassatie |
375 € |
Inschrijven op de ROL DER VERZOEKSCHRIFTEN
Vredegerechten en Politierechtbanken |
31 € |
Andere Gerechten |
60 € |
Inschrijven op de ROL VAN DE VORDERINGEN IN KORT GEDING
Inschrijven van de vordering |
80 € |
Inschrijven van hoger beroep tegen beslissingen in Kort Geding |
160 € |
4. BESLUIT
Het is afwachten wanneer de hervorming in voege zal treden en vooral of deze opnieuw een verhoging van de tarieven van de rolrechten zal teweegbrengen. Dit laatste valt te verwachten. Wij hopen alvast dat de wetgever de drempel voor de rechtszoekende niet te hoog legt en de vrije toegang tot het gerecht maximaal worden gevrijwaard.
Desalniettemin kan U nu, door het gebrek aan een tijdige hervorming, wel nog even genieten van de oude (lagere) tarieven, indien U binnen korte termijn het inleiden van een procedure zou overwegen.
Advocaten Mattijs, Voet & Co
Copyright © 2018 Mattijs Voet & Co Overname zonder schriftelijke toestemming is verboden.
Disclaimer Deze gratis nieuwsbrief is bedoeld als bron van informatie. De nieuwsbrief beoogt op geen enkele wijze de volledigheid en kan niet worden gelezen of gebruikt als advies. Hoewel de auteurs de grootste zorg besteden aan hun teksten, kan op geen enkele wijze enige aansprakelijkheid voortvloeien uit de inhoud van de nieuwsbrief.