Op 9 januari 2018 heeft het Hof van Beroep te Antwerpen een belangrijk principe- arrest geveld omtrent de verschuldigdheid van het boetegedeelte in een regularisatieprocedure door de erfgenamen van de initiële aangever.
In dit dossier, volledig begeleid door ons kantoor, had een persoon een regularisatieaangifte ingediend bij het Contactpunt Fiscale Regularisaties op basis van de toenmalig geldende Programmawet van 27 december 2005. Zoals gebruikelijk was het bedrag van de regularisatieheffing, zoals berekend door de aangever, enerzijds samengesteld uit de ontdoken rechten aan hun normale belastingtarief, en anderzijds uit de hierop conform voormelde wet verschuldigde boetes.
Nog vóór de regularisatieprocedure definitief was afgerond, kwam de aangever onverwacht te overlijden.
De erfgenamen van de aangever werden alsdan geconfronteerd met een nalatenschap die deels samengesteld werd uit fiscaal niet gedeclareerde “gecontamineerde” gelden.
De regularisatieaangifte, opgestart door wijlen de aangever, werd naderhand verdergezet door de erfgenamen waarbij zij steeds het standpunt waren toegedaan dat zij wél de door de aangever ontdoken belastingen verschuldigd waren, doch niet de boete die de overleden aangever daaromtrent zou oplopen mocht de regularisatieprocedure tot een normaal einde worden gebracht.
Om te vermijden dat geen regularisatieattest zou worden afgeleverd (daartoe diende immers integrale betaling binnen de 15 dagen te geschieden) betaalden de erfgenamen - zij het onder alle voorbehoud - het door het Contactpunt Fiscale Regularisaties opgelegde en integrale “regularisatiebedrag”, en stapten zij nadien naar de Rechtbank teneinde het boetegedeelte, vermeerderd met de interesten, terug te vorderen.
De argumentatie van de erfgenamen was voornamelijk gebaseerd op het gegeven dat een boete van 10% (toenmalig van toepassing) in een regularisatiedossier, te beschouwen is als een sanctie van strafrechtelijke aard conform art. 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM).
Het Hof heeft hierbij integraal het standpunt van de erfgenamen gevolgd zodat de fiscus de onder voorbehoud betaalde boete moet terugstorten.
Dergelijke boete is, aldus het Hof, een sanctie die het oogmerk heeft om aan de betrokkene een zeker leed toe te brengen. Het betreft een sanctie met zowel een preventief als een repressief karakter, zodat de boete te beschouwen is als een strafsanctie in de zin van art. 6 EVRM.
Het gevolg hiervan is duidelijk: aangezien de boete een strafrechtelijk karakter heeft conform art. 6 EVRM, zijn de waarborgen van ditzelfde artikel hierop van toepassing, zoals daar zijn het vermoeden van onschuld én het persoonlijk karakter van straffen.
Dit standpunt is trouwens in overeenstemming met de visie van het Europees Hof van de Rechten van de Mens dat een fiscale sanctie met het karakter van een strafsanctie niet kan worden opgelegd aan de erfgenamen van een overtreder (EHRM 29 augustus 1997, Fisc. 1998, nr. 664, 9).
Aangezien in dit dossier op geen enkele wijze was aangetoond dat de erfgenamen op enigerlei wijze zouden hebben bijgedragen tot de belastingontduiking van de overleden overtreder, zou het opleggen van de regularisatieboete een inbreuk maken op het principe van het persoonlijk karakter van straffen en het vermoeden van onschuld, gewaarborgd door art. 6 EVRM.
Deze rechtspraak vormt een belangrijk principe- arrest, dat vanzelfsprekend ook in de huidige regularisatiewetgeving dd. 21 juli 2016 toepassing vindt.
Mocht u met deze situatie worden geconfronteerd, zal het advocatenkantoor Mattijs, Voet & Co u graag verder adviseren mocht u hieromtrent bijkomende vragen hebben, dan wel mocht u verdere stappen dienaangaande wensen te ondernemen.
Joris MATTIJS Rebecca CAEBERGS
Copyright © 2018 Mattijs Voet & Co Overname zonder schriftelijke toestemming is verboden.
Disclaimer Deze gratis nieuwsbrief is bedoeld als bron van informatie. De nieuwsbrief beoogt op geen enkele wijze de volledigheid en kan niet worden gelezen of gebruikt als advies. Hoewel de auteurs de grootste zorg besteden aan hun teksten, kan op geen enkele wijze enige aansprakelijkheid voortvloeien uit de inhoud van de nieuwsbrief.