Sedert de nieuwe faillissementswet van 8 augustus 1997 onderging de wet reeds verscheidene ingrijpende wijzigingen waaronder deze van 4 september 2002, 2 februari 2005, 15 juli 2005, 20 juli 2005 en waarvan de voorlopig laatste deze van 6 december 2005 (wijziging procedure tot verificatie van schuldvorderingen).

Zo heeft de wet van 20 juli 2005 (gepubliceerd in het BS op 28 juli 2005 en in werking sedert 7 augustus 2005) grondige verbeteringen doorgevoerd in de rechtspositie van de natuurlijke personen (aldus niet de rechtspersonen zoals vennootschappen) die zich kosteloos persoonlijk zeker gesteld hebben (zoals de kosteloze borgstellers) voor schulden van een rechtspersoon (zoals een vennootschap) of natuurlijke persoon die failliet verklaard werd, zo ook werd de rechtspositie van de echtgenoot(e) van de gefailleerde grondig verbeterd.

Bij de wet van 6 december 2005 werd de procedure inzake aangifte van schuldvordering grondig herzien.  Doch nu reeds liggen verdere en grondige wijzigingen ter bespreking voor in de Hoge Raad voor Justitie.

Voortaan werd meer rechtszekerheid gecreëerd voor de echtgenoot(e) van de gefailleerde natuurlijke persoon alsook voor de natuurlijke persoon die zich kosteloos zeker stelde voor de gefailleerde natuurlijke persoon of rechtspersoon.

 

1.

U zal zich maar als zaakvoerder of bestuurder voor uw failliet verklaarde vennootschap of meer nog als ouder voor de failliet verklaarde vennootschap van uw dochter / zoonlief of schoondochter / schoonzoon kosteloos borg hebben gesteld of u zal zich maar als echtgenoot(e) persoonlijk aansprakelijk gesteld hebben voor de schuld van uw gefailleerde echtgenoot(e) wanneer u ingevolge het faillissement de schuldeisers van de gefailleerde die over een borgstelling beschikken op uw dak krijgt.

Tot voor de voormelde wetswijzigingen was de rechtspositie van voormelde borgstellers en/of echtgenoot(e) precair t.a.v. de schuldeisers van de gefailleerde, zeker wanneer de gefailleerde verschoonbaar verklaard werd en nog meer wanneer men zich ten aanzien van een vennootschap-rechtspersoon borg had gesteld.

Immers konden sedert de reparatiewet van 4 september 2002 enkel nog natuurlijke personen (aldus geen rechtspersonen d.w.z. vennootschappen – thans nogmaals uitdrukkelijk voorzien in art. 81 FaillW) verschoonbaar verklaard worden.

Dit betekende dat aldus de schuldeisers van natuurlijke personen hen na het afsluiten van het faillissement niet meer verder konden vervolgen voor schulden ontstaan voor het faillissementsvonnis.

Sedert voornoemde reparatiewet is de verschoonbaarheid de regel tenzij de rechtbank omwille van gewichtige omstandigheden zou oordelen dat de gefailleerde natuurlijke persoon ter kwader trouw is.

 

2.

Evenzo werd de gefailleerde natuurlijke persoon of rechtspersoon beschermd tegen zijn schuldeisers sedert de dag van het faillissementsvonnis. (art. 24 FailW.) Geen enkele schuldeisers kon immers vanaf het faillissementsvonnis noch nieuwe rechtsvorderingen instellen, of bestaande rechtsvorderingen voortzetten, evenmin konden deze schuldeisers uitvoerende maatregelen nemen op het vermogen van de natuurlijke persoon of op het actief van de vennootschap.

Maar de echtgenoten van de gefailleerde of zij die zich kosteloos borg hadden gesteld voor de gefailleerde natuurlijke persoon of vennootschap bleven tot voor kort onbeschermd.

Aldus konden de schuldeisers ondanks het faillissementvonnis en zelfs ondanks de verschoonbaar verklaarde natuurlijke persoon verder uitvoeren op de goederen :

  • van de krachtens een wettelijke bepaling hoofdelijk verbonden echtgenoot(e) (bv. inzake belastingschulden).
  • van de echtgenoot(e) die zich persoonlijk zeker stelde voor de schuld van haar of zijn echtgenoot(e) (bv. borgstellers) tot voor de wetswijziging van 4 september 2002.
  • van de kosteloze borgen natuurlijke personen (al dan niet echtgenoot(e) van de gefailleerde).

Zo ontstonden situaties waarbij een echtgenoot(e) van een gefailleerde gehouden bleef tot betaling van de belastingschuld van de gefailleerde inzake onroerende voorheffing van een gezinswoning of tot betaling van de personenbelasting, terwijl de gefailleerde zelf, als gevolg van de opschorting die het faillissementsvonnis tot gevolg had of later als gevolg van zijn verschoonbaar verklaring, hieraan ontsnapte.

Zo ook bevonden de borgen natuurlijke personen die zich aldus voor een vennootschap kosteloos zeker hadden gesteld zich na faillissement in een minder comfortabele positie in vergelijking met de borgen die zich kosteloos zeker hadden gesteld namens een natuurlijke persoon die niet verschoonbaar verklaard werd.

Immers kon de borg zich - na het faillissement van de niet verschoonbaar verklaarde natuurlijke persoon en na betaling van diens schuld - verhalen op deze voor wie hij of zij zich borg gesteld had. (art. 2028 B.W.)

Dit was niet het geval voor de kosteloze borgstellers van rechtspersonen omdat immers na faillissement de rechtspersoon ontbonden werd en men aldus alzo geen verder verhaal kon uitoefenen.

 

3.

Het arbitragehof heeft dan ook reeds verscheidene malen geoordeeld (arresten 69/2002 van 28 maart 2002 rolnrs. 2072 en 2193 – 77/2005 van 27 april 2005, rolnrs. 2893 en 2986- 78/2004 van 12 mei 2004 rolnrs. 2593, 2595, 2608 en 2628 – 114/2004 van 30 juni 2004 rolnrs. 2674 en 2789 – 6/2005 van 12 januari 2005 rolnr. 2911) dat de wetgever ongeoorloofde discriminaties tot stand gebracht had, die het gelijkheidsbeginsel zoals bepaald in artikel 10 en 11 van de grondwet schonden, zodat telkenmale de desbetreffende artikelen van de faillissementswet vernietigd werden.

Dit had tot gevolg dat er een grote rechtsonzekerheid ontstond voor voormelde echtgenoten en persoonlijke kosteloze zekerheidsstellers.

 

4.

Thans ingevolge de doorgevoerde wetswijzigingen van 4 september 2002, 2 februari 2005 en 20 juli 2005 heeft de wetgever geoordeeld dat ook de echtgenoot van de verschoonbaar verklaarde gefailleerde natuurlijke persoon bevrijd is ten aanzien van de schuldeisers van de gefailleerde, zo ook dat zij die zich kosteloos borg stelden voor een failliet verklaarde rechtspersoon of natuurlijke persoon, eveneens bevrijd kunnen worden ten aanzien van dergelijke schuldeisers van de gefailleerde.

Opvallend is dat de bevrijding voor de echtgenoot van de verschoonbaar verklaarde gefailleerde natuurlijke persoon geldt ongeacht de vermogenstoestand van deze echtgenoot(e). Aldus profiteren ook automatisch zeer vermogende en gefortuneerde echtgenoten mee van het feit dat hun echtgenoot(e) gefailleerde verschoonbaar verklaard werd.

Let wel dat deze bevrijding slechts vanaf de verschoonbaarverklaring van de echtgenoot(e) gefailleerde geldt.

Sedert de wetswijziging van 20 juli 2005 kunnen natuurlijke personen gefailleerde vanaf de 6de maand sedert de datum van het faillissementsvonnis zelf de rechtbank verzoeken uitspraak te doen over hun al dan niet verschoonbaarheid. (art. 80 FaillW) Voorheen dienden zij de afsluiting van het faillissement af te wachten.

Een gefailleerde die dit initiatief niet neemt, kan pas – zoals voorheen - bij de afsluiting van het faillissement eventueel verschoonbaar verklaard worden maar ondertussen blijft de echtgenoot(e), die wegens een wettelijke bepaling hoofdelijk mede gehouden is t.a.v. haar echtgenoot (dus niet de echtgenoot die zich persoonlijk kosteloos borg heeft gesteld) al die tijd onbeschermd, waar haar bevrijding immers pas geldt vanaf de datum waarop haar echgenoot(e) gefailleerde verschoonbaar verklaard wordt.

Dit blijft ook zo na de doorgevoerde wetswijzigingen.

 

5.

Wel worden thans ingevolge de wetswijziging van 20 juli 2005 diegene die zich persoonlijk kosteloos borg stelden voor de natuurlijke- of rechtspersoon beschermd vanaf de datum van het faillissementsvonnis d.i. dat ook ten aanzien van hen (en niet alleen t.a.v. de gefailleerde zelf) alle middelen van ten uitvoerlegging opgeschort worden. (tenzij zij reeds na 6 maanden na faillissementsvonnis hun bevrijding aanvroegen en dit hen geweigerd werd – zie verder).

  • Met betrekking tot de schuldenaars ingevolge persoonlijke kosteloze zekerheidsstelling.

Voortaan kunnen aldus natuurlijke personen die zich kosteloos persoonlijk zeker gesteld hebben voor de gefailleerde ter griffie van de rechtbank van koophandel een verklaring neerleggen waarin zij bevestigen dat hun verbintenis niet in verhouding met hun inkomsten of patrimonium is. (art. 72 bis FaillW)

Ofwel nemen voormelde personen kennis van de publicatie in het Belgisch Staatblad ofwel wachten zij gewoon de brief van de curator af die hen van de mogelijkheid tot bevrijding op de hoogte brengt. Eens op voormelde wijze kennis genomen, doet de zekerheidssteller er goed aan zo snel mogelijk de voormelde schriftelijke verklaring ter griffie neer te leggen met bijvoeging van : (art. 72 ter FaillW) :

  • kopie van uw laatste aangifte in de personenbelasting Wanneer de verklaring meer dan 12 maanden oud is en het faillissement nog niet afgesloten werd, dient een recenter kopie van de aangifte in de personenbelasting ter griffie gedeponeerd.
  • overzicht van alle activa en passiva die uw patrimonium vormen
  • stukken naar keuze die de het bewijs leveren van uw bestaansmiddelen en lasten

De wetgever voorzag voor de faillissementen uitgesproken sedert 1 januari 2006 geen termijn voor het vervullen van deze formaliteiten maar de zekerheidsteller doet er goed aan dit zo snel mogelijk te doen. Immers bestaat de mogelijkheid dat de curator vrij spoedig na het open verklaren van het faillissement vaststelt dat er geen toereikend actief is en daarom de sluiting van het faillissement vraagt. Jammer wanneer u dan nog niet dergelijke verklaring deponeerde. Uw recht is immers vervallen !

Voor de faillissementen die lopende waren op 7 augustus 2005 (aldus de datum van inwerkingtreding van de wet van 20 juli 2005) diende de verklaring afgelegd uiterlijk 7 januari 2006. Zij die dit aldus heden nog wensten te doen zijn helaas onherroepelijk van dit recht vervallen verklaard.

  • Met betrekking tot de schuldeisers die over een kosteloze persoonlijke zekerheidsstelling beschikken.

De desbetreffende schuldeisers die over persoonlijke kosteloze zekerheidsstellingen beschikken, waren gehouden een aangifte van schuldvordering in te dienen binnen de 6 maanden na de dag van het faillissementsvonnis, waarbij zij verklaren dat zij van deze zekerheidsstelling genieten.

Doen zij dat niet binnen voormelde termijn of doen zij dat niet voordat de curator besluit het faillissement bij gebreke aan toereikend actief af te sluiten, dan zijn de persoonlijke kosteloze zekerheidssteller bevrijd ! (art 63 FaillW)

Wanneer U aldus als persoonlijke kosteloze zekerheidsteller wel tijdig uw verklaring ter griffie deponeerde kan u twee houdingen aannemen.

  • Ofwel blijft u gewoon stilzitten en wordt u per gerechtsbrief opgeroepen om in de raadkamer van de rechtbank van koophandel waar het faillissement uitgesproken werd, te verschijnen teneinde aldaar uw argumentatie voor te brengen waarom u meent dat u bevrijd dient te worden.  U kan, indien de rechtbank aldus oordeelt dat daar redenen toe zijn en indien u uw onvermogen niet frauduleus organiseerde, alzo geheel, gedeeltelijk of in het geheel niet bevrijd worden van uw verbintenissen als zekerheidssteller.  (merk op dat dit niet geldt inzake verschoonbaarheid van de natuurlijke persoon gefailleerde waar geen partiële verschoonbaarheid mogelijk is d.w.z. het is aldaar alles of niets).

 

  • Ofwel neemt u zelf het initiatief, hetgeen kan vanaf het ogenblik dat er minstens 6 maanden verstreken zijn sedert de dag van het faillissementsvonnis.  U verzoekt dan de rechtbank uitspraak te doen over uw al dan niet bevrijding als zekerheidssteller.  Ook de schuldeisers die zulke persoonlijke zekerheidsstelling genieten kunnen van dan af dergelijk initiatief nemen.  Ook de schuldeisers hebben er belang bij om zo snel als mogelijk hun aangifte met bijkomende verklaring in te dienen om dezelfde redenen als voormeld met betrekking tot de verklaring van de zekerheidsstellers.

De rechtbank kan uw verzoek afwijzen bijvoorbeeld om reden dat er desbetreffend nog een gerechtsonderzoek lopende is of om reden dat de curator nog niet over alle relevante gegevens beschikt. Bedoeling van de wetgever is dat er een tegensprekelijk debat ontstaat zoals bij gewone rechtszittingen waarbij alle betrokken partijen (de gefailleerde, de zekerheidssteller, de schuldeisers (maar niet de curator) hun argumentaties en bewijsstukken kunnen uitwisselen, desgevallend met een procedure hoger beroep en evt. cassatieberoep.

Dit heeft aldus een grote impact op de afsluiting van het faillissement; afsluiting die door het uitblijven van een beslissing omtrent de bevrijding van de zekerheidsstellers, uitgesteld dient te worden.

 

6.

Sedert de wet van 6 december 2005 (in werking sedert 1 januari 2006) werd ook de procedure inzake aangifte van schuldvordering en de daaropvolgende verificatie door de curator volledig herschreven. (voorzien bij art. 11 FaillW.) Dit is wellicht de meest ingrijpende wijziging sedert de initiële faillissementswet van 1851.

De bedoeling van de wetgever was meervoudig :

  • rationalisering en efficiëntie van de werkzaamheden
  • overbodig werk van de rechtbank vermijden
  • eenvoudig toezicht door de rechter-commissaris op de vooruitgang van de werkzaamheden van de curator

Voortaan zullen de curatoren strikter gecontroleerd worden op een tijdige afhandeling van het faillissement. Langs de andere zijde krijgt de curator meer speelruimte in zijn beoordeling naar de schuldvorderingen toe en in zijn contacten met de schuldeisers maar wordt hij of zij anderzijds voortaan belast met aanzienlijke meer uitgebreidere taken en administratie.

 

7.

Vòòr de voormelde wetswijziging diende men als schuldeiser van een gefailleerde aangifte van zijn schuldvordering te doen uiterlijk de dag bepaald in het faillissementsvonnis m.i.h.b. uiterlijk 30 dagen na faillissementsvonnis.

Hierna deed de curator nazicht omtrent de correctheid van de ingediende schuldvorderingen en legde hij na overleg met de rechter-commissaris één proces-verbaal van nazicht van de ingediende schuldvorderingen neer, waarbij slechts twee mogelijkheden waren : ofwel werd de schuldvordering geheel aanvaard in het gewoon dan wel bevoorrecht passief van de faling, ofwel werd zij betwist en diende zij voor de rechtbank middels een gewone procedure beslecht.

Eens deze termijn zoals in het faillissementsvonnis voorzien, verstreken, kon de schuldeiser in principe - afhankelijk van de omstandigheid of het proces-verbaal van nazicht van schuldvorderingen reeds neergelegd was en afhankelijk van de welwillendheid van de curator (sommige curatoren aanvaarden nog aangiftes na het verstrijken van de datum weergegeven in het faillissementsvonnis maar voor de neerlegging van het proces-verbaal van schuldvorderingen) - geen aangifte van schuldvordering meer doen tenzij :

  • middels neerlegging ter griffie van een proces-verbaal van vrijwillige verschijning mits:
     
    • de curator bereid was daaraan mee te werken
    • betaling van het daartoe voorziene rolrecht ten bedrage van 80,-EUR
  • middels dagvaarding van de curator door de schuldeiser tot opname van zijn schuldvordering mits :
    • betaling van de hieraan verbonden dagvaardingskosten t.a.v. de gerechtsdeurwaarder
    • deze dagvaarding betekend werd voor het verstrijken van 3 jaar sedert de datum van het faillissementsvonnis

De curator nam dan, na controle van de schuldvorderingen, deze op in het aanvaard passief dan wel in het betwist passief

Zij die in het betwist passief opgenomen werden, kregen via de griffie  een algemeen rolnummer toebedeeld en hun schuldvordering diende verder te worden afgehandeld zoals  bij gewone rechtsprocedures weliswaar met een voorrangsbehandeling.

 

8.

Thans sedert de voormelde wetswijziging heeft de wetgever voorzien in een systeem waarbij, gespreid over een tijdspanne van 16 maanden, maximaal 5 processen-verbaal van nazicht van schuldvorderingen (een eerste en maximaal 4 aanvullende om de 4 maanden) door de curator worden gedeponeerd ter griffie, waarbij om de 4 maanden een aanvullend proces-verbaal steeds het vorige proces-verbaal overneemt, zodat steeds de laatste stand van zaken gekend is.

Tevens creëerde de wetgever inzake faillissementen naast de betwiste en de aanvaarde schuldvorderingen een derde nieuwe categorie van schuldvorderingen met name de “ aangehouden “ schuldvorderingen.

Voor de wetswijziging was de curator verplicht onmiddellijk in het eerste en enige proces-verbaal van nazicht van schuldvorderingen standpunt in te nemen over een al dan niet opname in het aanvaarde of betwiste passief.

Thans werd aldus deze nieuwe categorie van de aangehouden schuldvorderingen in het leven geroepen. Dit zijn aldus schuldvorderingen waaromtrent de curator nog geen beslissing nam of hij ze al dan niet wenst te aanvaarden en dit omwille van de noodzaak tot verder onderzoek of omwille van tijdsgebrek of andere redenen.

Voor de wetswijziging werd het als bijzonderlijk storend ervaren dat de curator in het proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen deze kon aanvaarden tot beloop van honderdduizenden euro’s maar dat voor een schuldvordering buiten termijn voor een bedrag van 25 euro een dagvaarding of vrijwillige verschijning nodig was.

De wetgever is hieraan tegemoet gekomen door de schuldeiser de mogelijkheid te bieden nog aangifte van schuldvordering in te dienen tot en met de oproeping van de afsluitende vergadering inzake verdeling en rangregeling m.b.t. de ingediende schuldvorderingen en dit voor zover de verjaringstermijn inzake aangifte (zie infra) nog niet verlopen is.

Sanctie voor deze latere aangiftes is wel dat zij slechts recht hebben op een dividend berekend op het nog niet verdeeld actief, zo ook dienen deze schuldeisers zelf de kosten en uitgaven waartoe de verificatie aanleiding geeft te dragen.

Schuldvorderingen waarover in het 4de proces-verbaal nog geen uitspraak gedaan werd en aldus nog in de categorie van aangehouden schuldvorderingen voorkomen, worden bij het 5de proces-verbaal automatisch als betwist opgenomen en dienen aldus voor de rechtbank beslecht middels toekenning van een algemeen rolnummer en mits naleving van de normale procedurele gang van zaken ook hier weliswaar met een voorrangsbehandeling t.a.v. de gewone niet-faillissementbetwistingen.

 

9.

Ook de verjaringstermijn voor het indienen van schuldvorderingen werd van 3 jaar op 1 jaar gebracht (art. 72 FaillW) uitgezonderd :

  • schuldvorderingen die vastgesteld worden in een procedure tot tussenkomst of vrijwaring, vervolgd of ingesteld tijdens de vereffening .
  • schuldvorderingen die voortvloeien uit vonnissen van andere rechtbanken dan deze die het faillissement heeft uitgesproken en voor zover er geen 6 maanden verlopen zijn sedert de dag waarop dit eindvonnis gerechtelijk gewijsde gekregen heeft .

Voor zover deze aldus dienen opgenomen en het 5de proces-verbaal is reeds verstreken dan zal dit opnieuw enkel kunnen geschieden middels vrijwillige verschijning of middels de curator te dagvaarden.

Praktisch gezien betekent zulks dat nog aangiftes mogelijk zijn tot na het derde proces-verbaal maar dat zij die tot het vierde wachten te laat zijn.

Schuldeisers maar ook de gefailleerden kunnen thans omtrent de ingediende schuldvordering tegen een beslissing van curator tot opname of verwerping of aanhouding binnen 1 maand na neerlegging van het 1ste of daaropvolgende proces-verbaal - waarbij ofwel hun schuldvordering werd opgenomen ofwel waarin een aangehouden schuld werd aanvaard of betwist  - bezwaar aantekenen.

Het bezwaar wordt aan de curators en aan de schuldeiser wiens vordering wordt tegengesproken, betekend bij een deurwaardersexploot. Hierbij worden de curator en de schuldeiser, alsmede de gefailleerde voor de rechtbank gedaagd teneinde uitspraak te horen doen over de schuldvordering waartegen bezwaar is ingebracht. De gefailleerde wordt door de curators verwittigd met uitnodiging om te verschijnen.

Ook dan volgt er een tegensprekelijk debat zoals voorzien in een gewone gerechtsprocedure.

 

  • Besluit

Het is voor zij die met een faillissement geconfronteerd worden meer dan ooit zaak zeer goed het verloop van het faillissement en daarmee respectievelijk gepaard gaande vervaltermijnen op te volgen.

Dit geldt zowel ten aanzien van een schuldeiser, een echtgenoot(e) van een gefailleerde, een kosteloze borgsteller of ten aanzien van de gefailleerde zelf.

Snel handelen en het verstrijken van de termijnen niet afwachten is de boodschap.

 


Copyright © 2006 Mattijs Voet & Co Overname zonder schriftelijke toestemming is verboden.
Disclaimer Deze gratis nieuwsbrief is bedoeld als bron van informatie. De nieuwsbrief beoogt op geen enkele wijze de volledigheid en kan niet worden gelezen of gebruikt als advies. Hoewel de auteurs de grootste zorg besteden aan hun teksten, kan op geen enkele wijze enige aansprakelijkheid voortvloeien uit de inhoud van de nieuwsbrief.

 

<< terug naar overzicht

Hebt u een advocaat nodig?
Hoe gaat het in z'n werk?
Wat mag u verwachten?

Klik hier

KMO-Portefeuille

Nieuwsbrief

Wil je op de hoogte blijven?

  • voorwaarden
 

Vestigingen

Kantoor Lier
Donk 54 - 2500 Lier

 info@advocatenkantoor-mattijs.be
 +32 (0) 3 488 46 66
 +32 (0) 3 488 43 79

 

Kantoor Mechelen
Blarenberglaan 4/302 - 2800 Mechelen

Industriepark Mechelen Noord (Zone C - geel)
 infomechelen@advocatenkantoor-mattijs.be
 +32 (0) 15 55 29 45
 +32 (0) 15 55 42 91

 

Kantoor Antwerpen
Groenstraat 66 – 2140 Antwerpen

 infoantwerpen@advocatenkantoor-mattijs.be
 +32 (0) 3 331 31 13 
 +32 (0) 3 488 43 79

 

CVBA MVRV
BTW : BE 0880.785.734
Rek.nr.: BE34 6301 1812 0090
Derdenrkn : BE96 6301 1504 6305
BIC BBRUBEBB